Heupdysplasie (HD) is een ontwikkelingsstoornis van de heupgewrichten. Het kan erfelijk zijn, maar omgevingsfactoren spelen ook een rol bij de ontwikkeling. Een hond kan veel last hebben van HD, maar dat hoeft niet. Aan de buitenkant is niet te zien of een hond HD heeft, dus als een hond goed kan lopen, hoeft dat nog niet te zeggen dat de heupen perfect zijn.
Ontstaan
Het heupgewricht is een kogelgewricht, waarbij de heupkop (femurkop) goed moet aansluiten op de heupkom (acetabulum). Een stevig gewrichtskapsel trekt de heupkop in de heupkom. De heupen ontwikkelen zich in het 1e levensjaar. Heupdysplasie heeft een erfelijke basis en wordt meer gezien bij grote hondenrassen.
Bij een hond met heupdysplasie is het gewrichtskapsel niet stevig genoeg, waardoor de heupkop nauwelijks in de heupkom wordt gedrukt. Hierdoor ontwikkelt de heupkop zich niet als een ronde kogel, maar raakt afgeplat en de kom wordt ondiep. Het gevolg hiervan is dat de heup (deels) uit de kom kan (subluxatie), wat pijnlijk is en de normale functie van de achterpoot belemmert. Het subluxeren heeft beschadiging van het gewrichtskraakbeen tot gevolg, wat samen met de instabiliteit tot slijtage (artrose) leidt.
De artrose die ontstaat wordt gekenmerkt door een steeds dikker wordend kapsel en in een later stadium ook benige nieuwvormingen. Dit heeft voor de jonge hond tot gevolg dat vanaf een leeftijd van ongeveer 18 maanden de heup weer stabiel en dus veel minder pijnlijk wordt.
De botnieuwvormingen groeien echter door en zullen op latere leeftijd (van 4 tot 7 jaar) wederom voor klachten zorgen door de toegenomen slijtage.
Symptomen
Sommige honden met HD vertonen helemaal geen klachten. Indien het wel tot uiting komt, wordt er een onderscheid gemaakt tussen HD bij jonge honden en bij volwassen honden.
Jonge honden in de leeftijd van 6 tot 18 maanden vertonen een vrij aspecifiek klachtenbeeld. Vaak valt het pas op als de pup in aanraking komt met leeftijdsgenoten, dan blijkt dat hij/zij meer zit en liggend speelt. Soms valt stijfheid bij het opstaan op. Echte kreupelheid ontbreekt vaak omdat meestal beide heupen aangetast zijn.
Oudere honden vertonen vaak een typisch slijtagebeeld: moeizaam overeind komen, minder goed kunnen springen en stijfheid. Vaak lijkt het beter te gaan als de hond een tijdje in beweging is. De bespiering van de achterhand neemt af. De klachten zijn progressief en worden naarmate de hond ouder wordt steeds erger.
Diagnose
Tijdens het lichamelijk onderzoek valt op dat de heupen minder goed gestrekt en gebogen kunnen worden. Bij jonge honden kunnen de achterpoten te gemakkelijk van het lichaam af bewegen en kan de heup uit de kom schieten of handmatig uit de kom te brengen zijn. Bij het vermoeden van HD is het verstandig een röntgenfoto te laten maken (onder sedatie/narcose) van de heupen. Daarbij kan onder andere een indruk gekregen worden van de mate van artrose.
Behandeling
Vaak schrikken mensen als vastgesteld wordt dat hun hond last heeft van HD. Dit kan onterecht zijn, in veel gevallen is er nog wel een therapie mogelijk die het functioneren en daarmee de kwaliteit van leven van de hond verbetert. Behandeling is pas nodig als er klachten van HD zijn.
De meest bekende vorm van behandeling van HD bij de jonge hond is het uitvoeren van een bekkenkanteling. Voorwaarden hiervoor zijn dat de hond minimaal 6 maanden oud is, de afwijkingen niet te groot zijn en de hond klinische klachten heeft. Tevens moet de hond een redelijk ontwikkelde heupkom hebben met een goed ontwikkelde rand. Daarnaast mogen er op röntgenfoto’s geen aanwijzingen zijn voor slijtage (artrose). Als de hond op jonge leeftijd (6–9 maanden) geopereerd wordt, is er naast de verbeterde aansluiting een nagenoeg genormaliseerde heupontwikkeling. Door de verbeterde aansluiting kan de kop minder goed uit de kom schieten waardoor er minder slijtage optreedt. 85% van de geopereerde honden ontwikkelt heupen die op termijn geen slijtage vertonen. Voor het uiteindelijke resultaat is een succesvolle revalidatie van groot belang. De operatie wordt per zijde uitgevoerd, de hond moet dus 2 keer geopereerd worden. Het is een zware ingreep met een lange revalidatieperiode van minimaal 6 weken per zijde. Naast deze behandeling zijn er ook andere operatietechnieken mogelijk. Voor deze operatie verwijzen wij door naar een orthopedisch specialist.
Voor de oudere hond met klachten is een niet-chirurgische behandeling mogelijk.
Hierbij wordt het artroseregime gehanteerd:
Ook bij de oudere hond zijn er enkele chirurgische mogelijkheden. Een relatief grote operatie met een lange revalidatieperiode is de totale heupprothese, waarbij de hond een kunstheup krijgt. Ruim 85% van de honden herstelt volledig na de operatie en in 80% van de gevallen waarbij 2 slechte heupen geconstateerd zijn is het vervangen van 1 heup voldoende.
Bij de pectineus myectomie wordt een afwijkende spier, de musculus pectineus, verwijderd. Door het verwijderen van deze spier wordt de spanning in het gewricht opgeheven en kunnen de nieuwvormingen die ontstaan zijn door slijtage beter langs elkaar heen bewegen, waardoor de pijn en irritatie minder wordt. Het resultaat van de ingreep is op korte termijn gunstig maar in een periode van 1 tot 2 jaar zullen de klachten terugkomen doordat de nieuwvormingen doorgroeien.
Net als de pectineus myectomie kan de femurkophalsresectie, een ingreep waarbij de heupkop wordt verwijderd, niet bij iedere hond met HD worden uitgevoerd. Hoe groter de hond, hoe kleiner de kans op succes. Een bijkomend nadeel van deze ingreep is dat hierna geen heupprothese meer geplaatst kan worden. De revalidatie van de hond is afhankelijk van de chirurgietechniek die is toegepast en is van belang voor het uiteindelijke resultaat. Na de revalidatie gelden in veel gevallen ook de adviezen van het artroseregime.
Voor bovenstaande operaties verwijzen wij door naar een orthopedisch specialist.
Fokkerij
Diverse rasverenigingen proberen het probleem heupdysplasie te bestrijden door te fokken met honden met goede heupen. Eén van de taken van het HD-panel van de Raad van Beheer, Gezondheid, Gedrag en Welzijn (GGW), is de beoordeling van röntgenfoto’s van de heupgewrichten van honden. De hond dient voor het laten maken van HD-röntgenfoto’s minimaal 12 maanden oud te zijn. Voor enkele grote rassen, die pas later volgroeid zijn, geldt een verplichte minimumleeftijd van 18 maanden.
De HD-beoordeling geeft uitsluitend informatie over de toestand van de heupgewrichten van de individuele hond. Gegevens over de HD-beoordeling van ouders, nestgenoten en nakomelingen zullen bijdragen tot een nauwkeuriger indruk over de fokwaarde van de betreffende hond.
Het is wenselijk uitsluitend met HD-vrije honden te fokken, omdat dan de kans op HD bij de nakomelingen het kleinst is. HD-vrije ouders is echter geen garantie voor HD-vrije nakomelingen. Bij rassen waarvan maar weinig honden beschikbaar zijn en bij rassen waarin HD vaak voorkomt, is dit helaas niet altijd mogelijk.
Bij de beoordeling van een HD-foto wordt gelet op de vorm van de heupkommen en de heupkoppen, de diepte van de heupkommen, de aansluiting van de heupkoppen in de heupkommen, en de aanwezigheid van botwoekeringen langs de randen van de heupgewrichten. Tevens wordt de uitslag beïnvloed door de aanwezigheid van botafwijkingen en vormveranderingen. Alle gegevens samen bepalen de definitieve beoordeling, waarbij het ongunstigste onderdeel uiteindelijk de doorslag geeft.
Van honden die niet vrij blijken te zijn van heupdysplasie, maar die hiervan geen uiterlijke verschijnselen tonen, kan op grond van deze foto niet voorspeld worden of ze vroeger of later problemen kunnen krijgen. Ook wanneer vrij duidelijke misvormingen worden gevonden, betekent dat niet dat de hond er beslist last van moet krijgen. Het is dan wel verstandig erop toe te zien dat de hond niet te zwaar wordt en dat ook anderszins overmatige belasting van de heupgewrichten wordt vermeden. Dit is vanzelfsprekend wel afhankelijk van de eisen die aan de hond gesteld worden als huishond of als werkhond. In geval van twijfel kunt u dit met uw dierenarts bespreken.